treintje
sluimerdagje, sluierwolken, konijntjes maar ook spoken
ontspoorde passagiers door een bordje niet roken
voorbijflitsende vreemde koeien die niet lijken te weten
Dat door het spoor het land al lange is versleten
Kris, kras krassende kraaien laten van zich horen
Schreeuwen en schijten van het kaf en van het koren
Ik zie ze niet, ik ben ze niet en ik zal ook verklappen
Dat ik bij de volgende stop toch wel uit zal stappen
Stipt op tijd vertrok de trein als altijd weer te laat
Belofte is het hemd der dwazen ’t gaat zoals ’t gaat
Plots plensen plaatselijke laarsjes door de plasjes
Van die rode rubber dingen en fel gele jasjes
De stem door het gekraak klinkt behoorlijk streng
Maar ik hoor toch niet meer dan Guus’ kedegedeng
Weerspiegelt in het grote raam kon ik een meisje zien
Ze lag te denken of te hopen of te dagdromen misschien
Duizelig dromend dommelde ik heel even in
Het is zo’n klein stukje dat heeft helemaal geen zin
Krom geknipte conducteur kwam de kaartjes knippen
Ik hoef niet meer te doen dan een flap open te wippen
Zenuwachtige zwartrijder liep zachtjes naar’t toilet
Een verbaasde vlieg wordt onder de metro geplet
Ik word een beetje gek van ruziend geruis
Kijk op m’n klok nog een uur dan ben ik thuis
stiekem las een jongen mee maar haalde’t einde niet
het krantje werd weer opgevouwen door de jonge griet
ik keek even naar m’n foto het was niet echt een mooie
ik had zo m’n OV het raam uit willen gooien
m’n hoofd ging knikkebollen ik leek haast ja te knikken
de bellen van een overgang deden me wakker schrikken
Het domme drink en dure eetfestijn kwam ook weer eens voorbij
Ik glimlach maar denk “mafkees jij verkoopt echt niets aan mij”
de zon zal zo wel zakken net als elk einde van de dag
ik vraag me af hoeveel maan het vandaag overnemen mag
Eens denken wat zouden we vanavond ook weer doen
We zouden kunnen tennissen het is weer het seizoen
ik rommel in m’n tas en krijg een kauwgompje te pakken
maar besluit als snel die onder’t tafeltje plakken
ik zit even niet lekker en begin draaiend te zoeken
maar kan m’n draai niet vinden en probeer niet te vloeken
een man is aan’t praten met een vrouw die hier niet is
ze is aardappels aan’t snijden als ik me niet vergis
een klein koddig kindje tekent in zijn adem uit
een popje bij een boom met een vogeltje dat fluit
buiten is het opgehouden maar binnen blijft het zeiken
zo’n blijvende blik van “Jong wat zit je nou te kijken”
ik zie iemand in de ramen die ik haast niet meer herken
wat zal ik heerlijk rusten als ik straks weer thuis ben
het wordt eventjes spannend een man verheft zijn stem
“Schat, als je nu niet stopt trek ik dad’lijk aan de handrem
Veel schrijfplezier